- vorm
- {{vorm}}{{/term}}1 [algemeen]forme 〈v.〉2 [voorwerp waarmee men vormt] moule 〈m.〉♦voorbeelden:1 vorm en inhoud • le fond et la forme〈figuurlijk〉 iets in een andere vorm gieten • changer la forme de qc.vorm aannemen • prendre formede bedrijvende en de lijdende vorm van een werkwoord • les voix active et passive d'un verbevorm aan iets geven • donner forme à qc.vorm geven aan een gedachte • formuler une idéehij is zeer gehecht aan vorm • il est très attaché aux formesin de vorm van een hoefijzer • en forme de fer à chevalin de vorm van een brief • sous forme de lettrein vorm zijn • être en (pleine) forme〈sport en spel〉 weer in vorm, uit vorm raken • retrouver, perdre sa formenaar, in de vorm • dans les règlesuit de vorm raken • se déformeruit vorm zijn • être en méformevoor de vorm iemand vragen • inviter qn. pour la formezonder vorm van proces • sans (autre) forme de procès
Deens-Russisch woordenboek. 2015.